Verpoosd in schaduw
Mezzo-soprano, Bass-baritone, Recitant, 9 violins, 3 violas, 2 cellos, double bass and keyboard-operated vocoder.
Text by Lucas Hüsgen
Verpoosd in Schaduw is gecomponeerd als onderzoek naar een actueel madrigalisme. Met als uitgangspunt een beeldenrijke tekst heb ik gepoogd muziek te componeren die totaal ten dienste staat van de tekst, en die er diepte aan geeft door de wijde amplitudes van associaties en emoties zo trouw en eenduidig mogelijk van een passend muzikaal jasje te voorzien.
Dit ‘ten dienste staan’ is slechts geldig als de verstaanbaarheid van de tekst maximaal is, daar slechts dan de toeschouwer de sterke afwisselingen en discontinuïteiten in de muziek begrijpen kan. Daarvanwege zingt het koor hoofdzakelijk uni-ritmisch en functioneert het zoals de gemultipliceerde stem van de dichter die wordt opgeblazen tot een emotioneel maximaal gedifferentieerde en rijk geschakeerde voordrachtskunstenaar. De begeleidende muziek ondersteunt het koor en verduidelijkt het betoog door intra-tekstuele verbanden van congruente muzieken te voorzien alsook directe emoties te verhevigen. Hierin wordt geen middel geschuwd. Trouw aan de immer geldige wetten van de retoriek representeren verschillende muzikale archetypen niets anders dan de zo eenduidig mogelijke weergave van hun historisch vastgelegde karakter. Een tekstfragment over de dood zal bijvoorbeeld altijd worden vergezeld van een lamento-figuur. Om definitief af te rekenen met het postmodernisme heb ik slechts binnen de door de tekst aangegeven kaders maniëristisch willen zijn – namelijk dat elke geste, elk archetype er slechts toe dient de bedoelde emotie (lees: instelling waarmee de tekst moet worden voorgedragen c.q. expressie van afzonderlijke begrippen) te verklanken. Niet elk afzonderlijk woord is echter zo pregnant dat het direct in tonen kan worden uitgedrukt. Een woord als ‘dood’ bijvoorbeeld wel, maar ‘ranjaflesje’ weer niet. Hiertoe is tijdens het proeven van de tekstladingen en gelaagdheden besloten om enkele stijlcitaten alsook enkele letterlijke citaten in de muziek te incorporeren. Echter, ik stond mij het gebruik van citaten slechts dan toe als het onderdeel uitmaakte van de dramaturgische substantie, dat wil zeggen als het noodzakelijk was een voller gevuld tekstfragment muzikaal te verzwaren met een grotere muzikale entiteit (of een muzikale entiteit met een grotere lading) dan een enkele toon. Hiermee accepteerde ik het citaat als onvervangbaar element dat dient ter verduidelijking van de tekst.
In een madrigalisme wijzen alle parameters dezelfde richting uit om uit te monden in de meest directe onderstreping van de emotie, namelijk de gekende emotie. Het gebruik van een citaat belichaamt dientengevolge zowel de ultieme emotie alsook de distantie hiertoe. Door het gebruik van iemand anders’ muziek wijst de componist zowel direct naar zichzelf als naar de ander. Zichzelf opstuwend naar de extase depersonaliseert de schepper, en erkent zijn laat twintigste-eeuwse onvolledigheid, zijn meervoudig verzadigde historisch horizontaal perspectief, en daarmee zijn onmacht tot nieuwheid, alsook zijn fluïde identiteit.
Als een aanklacht tegen vaak te zoetgevooisde koorliteratuur grimast het koor zich als een veelvoudig gestemd monster door deze door schaduwfiguren bevolkte tekst en krijgt het stuk het karakter van een droomspel. Dit inclusief madrigalisme heeft aan de ene kant raakvlak met de affectenleer uit de barok en aan de andere kant met de cabareteske, welhaast woordschilderdende kant van het theaterlied. Van dit soort talig cabaret verglijdt de schaal naar alle mogelijke vormen van volks-, exotische en kunstmuziek met als doel een hoogst artificiële ruimte te laten ontstaan waarin echte emoties vrijelijk kunnen stromen. Als men denkt aan muziek van Giacomo Puccini of aan de tekstbehandeling van Ella Fitzgerald die beiden door veel luisteraars als ‘direct’ of ‘natuurlijk’ worden ervaren moet men bedenken dat juist deze muziek tot in het fijnste detail is gestructureerd, uitgedacht, en bestudeerd. Het is de fijnmazigheid van het illusionaire web van op elkaar inwerkende factoren die maakt dat wat er op het toneel gebeurt door de mensen in de zaal wordt geloofd. De componist viert met dit stuk de ontdekking van deze paradox: dat er een uiterst subtiel net van zorgvuldig op elkaar afgestemde dramatische coördinaten moet worden geweven wil een expressie als direct worden ervaren.
Duration: 20′
Published by Donemus